zaterdag 28 januari 2012

VSB Poëzieprijs 2012

De VSB Poëzieprijs 2012 is gewonnen door Jan Lauwereyns, vorig jaar nog de schrijver van het gedichtendagessay.

In de Nicolaïkerk te Utrecht werd op woensdag 25 januari de VSB Poëzieprijs uitgereikt. Het is een kerk met kandelaren die in de verte lijken op de twintigarmige hindoestaanse moedergodin Durga en waarin galmen langer doorklinken dan je digitale footprint. Een goede plek voor de uitreiking van een prijs die de verscheidenheid viert van het meest tijdloze genre van de literatuur.

Ongegeneerd lyrisch
Erik Lindner noemt Lauwereyns in De Groene Amsterdammer 

misschien de enige dichter in het Nederlands taalgebied (ook al woont hij erbuiten) die je met recht academisch kunt noemen. Zijn werk is proefondervindelijk en wetenschappelijk, daarnaast schuwt hij beslist het experiment niet. Al zijn zeven dichtbundels hebben een andere vorm, vanNagelaten sonnetten die geen sonnetten pur sang zijn, tot buigzame gedichten, stukjes proza, wetenschappelijke beschrijvingen van inwisselbare muggen. In Hemelsblauw is Jan Lauwereyns ongegeneerd lyrisch.

Jan Lauwereyns en juryvoorzitter Kathleen Ferrier
Jan Lauwereyns en juryvoorzitter Kathleen Ferrier
De in Japan wonende neurowetenschapper won de prijs tegen alle verwachtingen in. Anne Vegter, de gedoodverfde winnaar van de literaire kritiek met haar bundel Eiland berg gletsjer, moest de prijs aan haar voorbij zien gaan. Dat was althans af te lezen aan het feit dat ze de Awater Poëzieprijs won. Gezien de brede raadpleging van critici kan deze worden gezien als een aardige graadmeter van wat in het literaire veld aan waarderingen rondgaat. Naast Lauwereyns en Vegter behoorden ook Peter Ghyssaert, Willem Jan Otten en Erik Spinoy tot de genomineerden.

Lef en humor 
De jury prijst Lauwereyns om zijn humor en lyriek, om zijn verweving van werelden en wereldbeelden, zijn lef en ook om zijn 'elegische stilte, die parabolisch en toch niet moralistisch is en die geslaagd is in het combineren van wetenschap en poëzie'. In zijn bundel Hemelsblauw zien ze dat de taal als voertuig gehanteerd wordt om tot zorgvuldig opgebouwde gedichten te komen waarin ook de emotie een belangrijke rol speelt. Volgens de jury is de bundel er kortom een waarmee de poëzie een nieuwe weg inslaat. Een bundel die de lezer uitnodigt misschien wel 'geheel nieuwe horizonten te verkennen'.

De VSB Poëzieprijs is een relatief recente loot aan de VSBfonds-boom. Pas sinds 1993 richt het fonds, dat voortgekomen is uit de in 1784 opgerichte 'Maatschappij tot Nut van 't Algemeen', zich op de poëzie.

Believers en non-believers
De winnaars van de prijs komen uit verschillende kampen. Dat heet, als je de onlangs door Ingmar Heytze (overigens eveneens presentator van de uitreiking van de VSB Poëzieprijs) in de Volkskrant opgerakelde fictieve scheiding van Yves T'Sjoen hanteert. In mooi Nederlands zijn dat de kampen van de 'believers' en 'non-believers':dichters die denken 'hun gevoelens, de gebeurtenissen, hun ervaringen probleemloos en direct in taal te kunnen omzetten' en dichters die in hun schrijven zoeken

naar wat zich buiten de rationele kaders bevindt: (…) het onverstaanbare, het onzegbare. (…) Tegenover de eenduidigheid plaatsen zij de meerduidigheid, tegenover het statische de dynamiek, tegenover de orde het vrije spel van de organische woekering.

Winnaars die aan Lauwereyns voorafgingen, schreven zowel herkenbare als hermetische poëzie.  Enigszins voor de vuist weg zijn bijvoorbeeld ArmandoK. Michel, Thomas Lieske en Leonard Nolens bij de herkenbaren te plaatsen. De experimentelen of hermetici, zoals Arjen Duinker, Gerrit Kouwenaar en wellicht Tonnus Oosterhoff zijn evenwel in de minderheid, maar evengoed markant in de lijst van laureaten aanwezig.

Gedichtendag
De genomineerden voor de VSB Poëzieprijs 2012 zijn over het algemeen eerder non-believers dan believers. Op de meer traditionele Peter Ghyssaert en Willem Jan Otten na – toch een beetje een hagenprediker onder dichters – lijken allen het experiment op te zoeken.
De prijs werd uitgereikt aan de vooravond van Gedichtendag. Op 26 januari waren de dichters volop beluisteren voor bezoekers van de vele dichterlijke activiteiten van de Gedichtendag. Van de Dicht Slam Rap te Boxtel tot het Huis van de Poëzie te Utrecht (8WEEKLY deed verslag), frisse poëzie waait om je oren!


Gepubliceerd op 8WEEKLY

zondag 22 januari 2012

woensdag 18 januari 2012

Noord Nederlandse Dans - Instrumental


I'll marry the dark


Instrumental van Noord Nederlandse Dans bestaat uit drie steengoede wereldpremières. Met name over 'Strange Light', een uitvoering geïnspireerd op een gedicht van Derrick C. Brown, kun je lyrisch zijn.

Instrumental, dat al op 21 oktober 2011 in première ging, heeft de vorm van een sandwich en is alleen al wat dat betreft een appetijtelijke voorstelling. Het brood van die sandwich wordt gevormd door choreografieën van de vaste choreograaf Stephen Shropshire, het middelste deel is gemaakt door de Israëlische choreograaf Emanuel Gat.

Van laag naar een duet
De opbouw van het programma is goed gekozen. De start is dynamisch. In 'Now lay me down' toont Shropshire met zijn dansers en celliste tegen de achtergrond van de abstracte muziek van David Lang een energieke dans die zich veelal laag bij de grond afspeelt. Boven de dansers hangt een groot scherm waarop afwisselend overtrekkende wolken en/of wolkende vulkaanas is te zien.

Het daarop volgende duet van twee danseressen heet 'Time Touching Themes' en is duidelijk herkenbaar als Gat's werk. Niet alleen is het podium kaal, maar ook moet het publiek zelf aan de dans betekenis geven. Gat is bij het maakproces uitgegaan van wat zich in de studio afspeelde. Het terugzien van het impliciete gedrag dat zich bij repetities afspeelt, zie je op het toneel terug en dat maakt de dans op momenten erg geestig.

Een dans tussen uitersten
De voorstelling lijkt een onderliggend thema te voeren: uitersten. Voortdurend is er sprake van versnelling en vertraging en steeds lijkt het te gaan om een reageren op elkaar. Niet dat de dans een grote golvende aaneenschakeling is, maar de dansers zijn vooral op elkaar gericht. Het zorgt ervoor dat de dans, in tegenstelling tot het haast betonnen podiumbeeld, iets provisorisch krijgt.

Maar toch is elke beweging een beheerste. De frictie van uitersten, zoals die hierin gesuggereerd wordt tussen reguliere dans en de innovatieve dans van Gat, komt ook op andere vlakken tot uiting. Bijvoorbeeld in de geweldige casting van de danseressen. De ene is tenger, bleek en heeft lang zwart haar, de andere is haar tegendeel. Dit contrast wordt nog eens aangezet door het scherpe, haast industriële licht dat vanuit de linkerflank op de dansvloer valt, waardoor harde schaduwen als geluidloze echo's meedansen.

Strange Light
Het hoogtepunt van de avond wordt niettemin gevormd door 'Strange light', een voorstelling die geboetseerd is naar een gedicht van Derrick C. Brown. Dit gedicht heeft de loop van een leven als onderwerp. Specifieker gaat het over Browns leven, al schiet het gedicht ook de toekomst in.

Here is the story of one man with a strange light
and tiny blisses.
Zo opent het stuk, en aanvankelijk is de verteller in het gedicht optimistisch over het einde:

I'll marry the dark.
When the dark comes
I will party in it.
I will make it silly. I will keep my light

Het eindigt echter grimmig als zijn grote liefde overleden is en hij op de rand van de dood verkeert:

Fuck you.
I must keep you alive in my head Margaret.
I loved your full resume.
I loved your throaty kiss.
I am gushing.
Iam ready to fill this night with senseless acts of
ha cha cha, no retreat, no quarter.
I'm going bezerker.
I ain't goin' west
like death.

De choreografie is op het gedicht geïnspireerd. Zij is perfect in balans: de spanningsbogen zijn goed, er bestaat veel variatie binnen de verschillende delen en bovendien wordt het verhaal van het gedicht helder, maar nooit eentonig of voorspelbaar tot leven gebracht. Soms is de voordracht van Brown zo sterk dat je vergeet naar de dansers te kijken. Maar dat is geen kritiek op de dans zelf. Die is soms erg geestig, bijvoorbeeld wanneer de van zichzelf overtuigde jongeling wordt getoond. Op andere momenten kan hij ronduit indringend zijn, neem het moment wanneer de protagonist oud is en zijn Margaret overleden is.

De Noord Nederlandse Dans moet, met nog enkele voorstellingen in het verschiet, het stuk maar in reprise laten gaan, want Instrumental is een voorstelling om vaker te bezoeken.


Gezien op 10 januari 2012, in de Toneelschuur, HaarlemGepubliceerd op 8WEEKLY!

zaterdag 14 januari 2012

W.F. Hermans - Volledige werken 9, Gedichten

Bloed omspoelt het dode paard dat valt

Hinkstapsprongsgewijs verschijnen ze, de Volledige werken van W.F. Hermans. Afgelopen najaar kwam deel 9 uit bestaande uit een genre waarvan veel mensen vergeten dat Hermans het bedreef: poëzie.

Nitroglycerine-gele Singhalese,
mijn scheermessen van edelstaal
worden door naakte negerinnen geslepen.
En onder hun scherpte bezwijkt je schaamhaar
elke ochtend.

Het is de opening van het meest zinnelijke gedicht van Hermans, 'De heilige Maria Juana', dat hij onder het pseudoniem Luís Juana schreef – een Mexicaanse dichter die op 8 juli 1949 bij een straatgevecht omkwam. Het wijkt sterk af van zijn kleine dichterlijke oeuvre.

Ik krijg er maar twee!
Hermans schreef zijn eerste sonnet toen hij nog op de HBS zat, en ondanks dat men hem gezegd had dat het erg moeilijk zou zijn, kostte het hem weinig moeite.Kussen door een rag van woorden (1944), zijn debuut, verscheen nog tijdens WOII en werd in kleine kring verspreid. Net als de drie bundels die erop zouden volgen –Horror Cœli en andere gedichten (1946), Hypnodrome. Gedichten (1948) enOvergebleven gedichten (1968) – verscheen het na de oorlog in een gewijzigde editie.

De auteur gruwelde van onregelmatigheden in zijn eerstelingen. 'Ik zou willen dat alle oude drukken van boeken die in verbeterde vorm herdrukt zijn, als bij toverslag tot stof uiteen vielen, ook al gaat het maar om een komma', aldus Hermans. Omdat hij, slordig als hij zichzelf zag, alle fouten wilde uitbannen, zou hij bij nieuwe publicaties keer op keer om extra drukproeven vragen. In een correspondentie met Van Oorschot schrijft hij:

Hoeveel haast er ook moge zijn, een boekje wordt praktisch waardeloos, wanneer de auteur zelf niet van alles minstens twee proeven heeft gehad […] Joyce had 20 drukproeven nodig, en ik krijg er maar twee!

Een Werther
In Volledige werken 9, Gedichten wordt enorm veel gesnikt, getraand, geweend, gehuild, gejammerd en geschreid; er zijn een tranendoek, druppels, bloedende ogen, longen die verscheurd zijn, trillende lippen en kolkende regen in de oogkassen te over. Deels komt die vochtige stormvloed doordat een groot aantal gedichten verschillende keren opgenomen is – alle van elkaar verschillende drukken vind je in Volledige werken 9 terug. Evengoed zegt dit wateren iets over de aard van het gros van zijn gedichten. 

XIV

Als kleine vogels nestelden je handen
in de bonten mouwen van je mantel.
Fladderden over de breede randen,
Je vingers beurtelings vleugels of halzen,
Je glanzende nagels roze snavels.

Je wimpers waren kleine waaiers,
Die je bezwerend neer kon slaan,
Voor wat je te zeer zou hebben ontdaan,
Of wat in je oogen kon ontstaan.
Maar soms ontgingen hen toch je tranen.

Hoewel Hermans late poëzie, met name de Overgebleven gedichten lichter en geestiger van aard is dan zijn eerdere werk, zijn de gedichten nooit wezenlijk van klankkleur veranderd. Zoals 'XIV' (Kussen door een rag van woorden(1948)) al suggereert, zijn ze sterk romantisch en soms zelfs dweepzuchtig. Zijn gedichten zijn wel vergelijkbaar met die van Ed. Hoornik, die in dat stof waarin hij verzonken is het opzoeken overigens wel waard blijft. Het maakt Hermans een soort Werther die zich nog net niet van kant maakt, zoals hij de puberale inborst in zijn gedichten opvoert. Je zou willen dat hij meer zinnelijke verzen had geschreven in de trant van 'De heilige Maria Juana'.

Straattoneel
In een brief aan de literator R.A. Basart zou Hermans aan zijn dichten terugdenken:

Soms heb ik het gevoel dat deze gedichten, vooral de oudste, niet door mijzelf geschreven zijn, maar door een door mij verzonnen romanfiguur uit een roman die in de pen gebleven is. Of misschien wel uit de pen gekomen is, minus het dichterschap van de hoofdpersoon.

Dat Hermans' poëzie echter nog courant is, komt door het alledaagse taalgebruik. Dat geldt vooral voor de gedichten met een licht surrealistische inborst. Met name 'Straattoneel' staat als een huis:

Te steil die brug. De voerlui slaan het paard
Met ijzren buizen galmend op de rug.
De moeder ijlt haar dochter na op straat,
Een mes valt als een noodkreet uit een raam.
Te steil die brug. Van olie glanst het asfalt
En bloed omspoelt het dode paard dat valt.
Het mes staat siddrend in een dorre boom.
Er klinken schoten ergens onder mij.
Er rijdt een priester op een fiets voorbij.
Aan 't kruispunt weet hij verder niet te gaan.
(Twijfel is een rood licht waarvoor hij remt.)
Hij blijft met uitgestrekte armen staan.

Zodat van ver, hij op de Heiland lijkt
En dichtbij, op een verkeersagent.

Het gedicht is afkomstig uit Hypnodrome (1948) en zal in Overgebleven gedichten(1968) in licht gewijzigde vorm terugkeren. Minder sterk, met name doordat het mes daar uit het raam 'vliegt', waardoor het schrikmoment ietwat wordt getemperd. Zou er echter maar een gedicht van Hermans overleven, laat het dan dit gedicht zijn.

Gepubliceerd op 8WEEKLY!