maandag 23 juli 2012

Patrik Ouredník - Europeana

Achtendertig kilometer soldaat


Patrik Ouredník's Europeana is een zeer korte geschiedenis van de twintigste eeuw en laat zien dat er zoiets bestaat als een midden tussen humor en historie. Op een uitglijder na.

Je kunt een auteur als Judt lezen en je overladen met historische feitelijkheden, het ene nog schokkender dan het andere, het andere nog verbazingwekkender dan het ene, maar geen geschiedkundig boek over de twintigste eeuw is zo prangend en absurdistisch als dat van Ouredník.

Rollarcoaster Strikt hyperbolisch gezien, verschilt de compositie weinig van Jeroen Mettes' impressionistische N30. Het is weliswaar samenhangender, wat de betekenisoverdracht ten goede komt, maar Europeana blijft een associatieve rollarcoaster, een anachronistische kruising tussen estafetteloop en Monty Pythonsfunny walks.

Zo begint het boek met de landingen in Normandië, springt een twintigtal jaar terug de tijd in naar WOI, om vervolgens via de eeuwwisseling van 1900 en de vrouwenemancipatie van begin 20ste eeuw naar de eeuwwisseling van 2000 te gaan. Ouredník's werk biedt een rijke schakering aan wat zich voornamelijk in de marge van de grote gebeurtenissen van de 20ste eeuw heeft afgespeeld. 'Natuurlijk' komen in dat proces ook de Joodse kwestie, de jehova's, het einde van de wereld, Cultural Memory, neuroses, depressies en de oorlog in Kosovo aan de orde. Het boek is daarmee een must voor weetjesvorsers en beoogde quizkampioenen.

Achtendertig kilometerAlsof een schooljongen aan zijn ouders uitlegt wat hij op school geleerd heeft, stipt Ouredník zijn onderwerpen aan. Zoals het boeddhisme en het taoïsme, twee stromingen die in de twintigste eeuw veel aanhangers kregen en 'die op de gong sloegen en via het middenrif ademhaalden en over yin en yang spraken en mystieke boeken schreven en zeiden dat de wereld voor raadselen zat, maar dat was slechts schijn, omdat in werkelijkheid alles in harmonie met elkaar was'.

Het zal niet verwonderlijk klinken dat het lezen regelmatig een een lach uit je strottenhoofd kan doen opklinken. Soms is Ouredník geestig tegen het flauwe af, soms hanteert hij een tot op het bot snijdend cynisme en een sarcasme dat Malaparte naar de kroon stoot. Zo opent hij met dat als je de in 1944 te Normandië gesneuvelde Amerikanen (met hun gemiddelde lengte van 1.73cm) achter elkaar zou leggen, ze samen een lengte van achtendertig kilometer hebben. Of dat militairen in WOI dankzij de vlooien hun leven in gevaar brachten, omdat de vijand ze kon horen krabben.

Danig uit de bochtHet anekdotische gehalte van Europeana en de absurdistische wijze waarop Ouredník met de feiten omspringt, laat zien dat het hem vooral te doen is om het geven van een scherp kritisch, maar aanstekelijk commentaar. De combinatie echter tussen het bovengenoemde cynisme en zijn niet geannoteerde historische verhaal heeft echter niet altijd een gelukkige uitkomst. Die combinatie leidt soms tot zeer boude uitspraken die met een notensysteem beter tot hun recht waren gekomen.

'Het aantal slachtoffers van de Armeense genocide werd geschat op anderhalf tot twee miljoen, maar volgens de Turken was de Armeense genocide geen echte genocide, en de meeste joden vonden dat ook'. Hoewel het mogelijk een uitspraak is geweest van het Joodse Wereldcongres van 1985 dat bij een soortgelijke uitspraak elders in het boek wordt genoemd, heeft er teveel ellende plaats gevonden om iets op een dergelijke generalistische wijze stellen. De uitspraak kan evengoed zeer sarcastisch bedoeld zijn, maar zij is grof en nietszeggend; zónder met onweerlegbaar bewijs te komen. Het is jammer dat Ouredník, die regelmatig het afschuwelijke Joodse lot in én rondom WOII in beeld brengt, hier niet zorgvuldiger mee is omgesprongen, in zijn verder zeer kritische doorloop van de 20ste eeuw.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

zaterdag 14 juli 2012

Joost Nijsen - ABC van de literaire uitgeverij

Een hoge wapperfactor

Podium-uitgever Joost Nijsen schreef een ABC van de literaire uitgeverij: een lichtvoetig boek met een hoge wapperfactor.

Joost Nijsen


Een van de meest speelse vormen van non-fictie is het abecedarium. Op even lichtvoetige wijze als  schaatsenrijders (Gerris lacustris) behandelt Nijsen per letter van het alfabet lemma's die te maken hebben met de literaire uitgeverij. Deze lichtvoetigheid betekent niet dat de behandelde onderwerpen geen bodem hebben.

C-titels
Neem 'Aanbieding', het eerste lemma van Nijsens ABC, dat een behoorlijke knuppel in het idyllische hoenderhok is van het romantische uitgeverijbeeld. In dat lemma maakt Nijsen onderscheid tussen drie typen titels die uitgeverijen bij boekhandels aanbieden: A-, B- en C-titels. Het eerste type titel is de bestseller. Het tweede is een titel die inhoudelijk belangwekkend is, maar niet de grote omzetten maakt van een A-titel. C-titels ten slotte zijn twijfeltitels, boeken waar uitgevers noch commercieel, noch inhoudelijk in geloven.

Deze titels worden in de regel niet uitgegeven, maar sommige uitgevers nemen ze wel degelijk op in hun aanbieding: 'dan heeft de boekhandel een boek om in verkoopgesprekken over te slaan' en komt er extra beweging in de titels waarin de uitgever wél gelooft. Nijsen hoopt dat de auteurs dit type boeken hun cynische boekenlot nooit te weten zullen komen. Maar je mag toch eigenlijk hopen dat niemand überhaupt tot die categorie zal behoren.

Wapperfactor
Gelukkig is het niet alleen shock and awe wat de klok slaat. Het gaat ook over de verschillende soorten werk van de redacteurs, over hoe buitenlandse titels op de Frankfurter Buchmesse worden ver- en aangekocht, over het starten van een uitgeverij, over het uitgeven in eigen beheer, over de toename van freelancewerk in de sector, over digitale publicaties, contracten en omslagen. Bij het lemma 'boek' gebruikt Nijsen een definitie van de Unesco: 'a non-periodical literary publication containing forty-nine or more pages, not counting the covers'. Volgens Nijsen mag het ook best 48 bladzijden bevatten, al zijn er duizenden definities mogelijk, waaronder waarschijnlijk minder literaire.

 Grappige weetjes gaan over de Franse titelpagina – dat woord is met de Franse slag afgeleid van 'voorhandse' en heeft niet met onze mede-Europeanen te maken. Het gaat over de beauty and brains die volop in uitgeversland vertegenwoordigd zijn. Het opmerkelijkste, waarschijnlijk belangrijkste lemma is dat van de 'Wapperfactor': hoe lekker het in de hand ligt, hoe lekkerder je ermee kunt wapperen. Neem het boek van Nijsen ter hand, een heerlijk boek voor warme dagen!

Voor in een koffertje
Als we de inleiding even vergeten, begint Nijsen bij A van 'Aanbieding' en eindigt hij bij de Z van 'Zelf-uitgeven'. Gezien de ontwikkelingen in het boekenvak is dat wellicht een onbedoeld profetische keuze. Waartoe heeft Nijsen dit boek geschreven? Als een saluut aan de uitgeverij zoals we die nu kennen? Is het een in memoriam van wat al reeds voorbij is? Voor niemand – want wie zal in de toekomst nog in de wereld van de uitgeverij werken? Voor ieder individu dat zelfstandig zijn boek zal uitgeven?

Vragen waar de toekomst vooral antwoord op zal geven. Nijsen heeft in ieder geval op persoonlijke en anekdotische wijze een heldere, inzichtelijke en geestige introductie op het boekenvak geschreven. Niet alleen leken, maar ook rotten en intimi zullen ermee met een andere blik naar de uitgeefwereld kijken. Het is een prima boek als lichte kost bovendien. Misschien past het voor van de zomer nog wel ergens in een koffertje.

Gepubliceerd op 8WEEKLY.

dinsdag 26 juni 2012

Madnes festival 2012



Wow(!) nog heel even: van 30 juni t/m 2 juli optreden tijdens het superleuke festival Madnes, o.m. samen met Sophia Maria met een dans-en-poëzie-jam! Komt allen (ook u Zon)!

Foto: Ivo Oosterbaan
www.madnesfestival.nl



Jan Lauwereyns - De willekeur


WAT EEN WILLEKEUR


Van de VSB Poëzieprijswinnaar 2012 Jan Lauwereyns verscheen onlangsDe willekeur. Een bundel die zijn naam op verschillende manieren eer aan doet.

De bundel opent sterk met de eerste afdeling, 'Tohoku' genaamd, naar de aardbeving van Tohoku in 2011. Die leidde tot golven van hoger dan 40 meter en als gevolg daarvan tot de tsunami die bij velen nog op hun netvlies is geëtst.

Lief patiëntje
Het gedicht 'In C' (wellicht een beetje een flauwe titel), het enige gedicht in 'Tohoku', gaat over hoe een tsunami aan land komt. Het is het water dat vertelt:

Ik kwam aan wal ik dacht
het hele dorp gaat zwemmen

ik zag een patiëntje met alzheimer
drijven op haar bed haar ogen

wijdopen ze dreef met mij mee
zij dacht ik klopte ik wat voorspeld

zij dacht inderdaad de zee op straat
huizen dansen wagens wiegen

honderd jaar geleden en opnieuw
tot en met de derde verdieping

of hoger ja wat dubbel dit water
ja grote nieuwe watermuur

ik kwam aan wal ik gleed ik viel
op droge grond ik val je ogen dicht

lief patiëntje het hele dorp
gaat slapen slaap zoetje zacht.

Op de punt aan het einde van het gedicht na, ontbreken de leestekens. Lauwereyns heeft de vorm goed gekozen: de woordenstroom heeft geen dammen om hem in te perken, ongecontroleerd komt hij op het lezersoog aan.

Grimmiger
In het openingsgedicht klinkt het grondthema van de bundel door: willekeur – de dichter heeft de titel welbewust gekozen. Dit thema maakt de bundel grimmiger dan Lauwereyns' eerdere werk. Het uit zich door de bundel heen in diverse contexten. De willekeur toont zich onverschillig ten opzichte van de slachtoffers van oorlog en terreur of is aanwezig wanneer de dichter over de ganzen schrijft die in de motoren kwamen van het vliegtuig dat in 2009 op de rivier de Hudson een crashlanding maakte.

Net als bij het vroegere werk van de in Japan wonende dichter is De willekeurdivers wat betreft zijn uiteenlopende vrije versvormen. Zo vinden we naast ranke versjes á la Jan Arends prozagedichten. In die laatste vorm toont Lauwereyns zich door de verweving van prozaïsche en essayistische elementen verwant aan Borges, die graag genres in elkaar weefde. Je komt in De willekeur overigens nog wel meer verwantschappen met of verwijzingen naar andere auteurs tegen: Baudelaire, Gorter en Herta Müller. Ook is een deel van de oud-Nederlandse zin 'Hebban olla vogala nestas hagunnan (...)' in hedendaags Nederlands in een van de gedichten terechtgekomen.

Wankel
De bundel staat helaas minder stevig op zijn benen dan de bekroonde bundel Hemelsblauw (2011). Lauwereyns ontsnapt in een aantal gedichten niet aan rijmdwang. Dat is opmerkelijk, want de dichter bekommert zich doorgaans niet om eindrijm en zijn poëzie heeft dat evenmin nodig. Maar nu dicht hij in 'Mountainbikelyriek':

Ik twijfelde en dacht
dit wordt niets
het wordt nacht
dus ik fiets

liever door
dacht ik en hard
en hoor
mijn hart
(…)

Te betreuren zijn daarnaast de clichés die een VSB Poëzieprijswinnaar wezensvreemd zouden moeten zijn. 'John Wilmot beet in de hand die hem voedde', is bijvoorbeeld zo'n (fantasieloze vertaling van een Engelse) gemeenplaats.

In Lauwereyns' prozagedichten is dit keer ook een vrij algemeen taalgebruik geslopen:

proefpersonen kregen foto's te zien, af en toe een grote spin op iemands gezicht, een open wond met maden erin; mensen die gemakkelijk schrokken, meer zweetten, sneller ademden, stemden voor 'sociaal beschermende praktijken', vonden wapens oké, hielden vreemdelingen liever buiten.

 Zelfs wanneer je dit fragment in zijn context beziet, voel je je oogleden uit pure verveling neerzakken. Wankelheden als deze maken de bundel onevenwichtig. Er had nog wel wat strenger naar
 De willekeur gekeken mogen worden. 

Gepubliceerd op 8WEEKLY.

zaterdag 23 juni 2012

Voordracht in De Hoofdmeester

Moet even gezegd, maar het was op 22 juni goed optreden in Haarlem. Sophia Maria trad op met haar NarcismeNeuroseNarcose en mijn voordracht als een talig lijstje daaromheen. Hier nog een ingetogen momentje, maar het dak ging er vrijdag 22 juni vanaf in café De Hoofdmeester! 


(Foto: Pascal Schelfhout)

donderdag 10 mei 2012

Jan Lauwereyns - Hemelsblauw

Zekere dag in de tuin, addertje zonder kop

Jan Lauwereyns won op 25 januari met de bundel Hemelsblauw de VSB Poëzieprijs. De gedoodverfde winnaar Anne Vegter, die kort daarvoor de Awater Poëzieprijs won, had het nakijken. 


De Belgische auteur Lauwereyns is neuropsycholoog van beroep. Hij woont en werkt in het buitenland. Na een periode in Nieuw-Zeeland te hebben gewoond, resideert hij inmiddels al geruime tijd in Japan. Dat de gedichten een exotisch randje hebben is hiermee wellicht weinig opmerkelijk. Al in Buigzaamheden (2002) stapt in een gedicht professor Purato een operatiekamer binnen en in Anophelia! De mug leeft (2007) is het de Aziatische tijgermug die de bundel doorzoemt. Dat de tijgermug sinds een aantal jaar ook in Nederland wordt waargenomen, vergeten we bij deze voor het gemak maar even.   


Gedoe rondom een zelkova
Ook het uit vijf lange gedichten bestaande Hemelsblauw is doordrongen van den verre. Dat komt tot uiting in de Japanse personages en plekken die in de gedichten voorkomen. Zo is in het tweede gedicht 'Rondom een boom' een prozaïsch verslag te lezen van een conflict rondom de duizendjarige zelkovaboom van de oude meneer Nakazato, waarin hij sierlichtjes heeft gehangen. En in het lange, oorspronkelijk in het Japans en Nederlands verschenen gedicht 'Addertje zonder kop' komt een kraanvogelrivier voor.

Het is lastig een label te plakken op het soort werk dat Lauwereyns maakt. Het is vrij heterogeen. Dat zie je terug in het feit dat hij de uiteenlopende vrije versvormen die in zijn werk voorkomen dermate structureel doorvoert, dat je zijn schrijfstijl evengoed vormvaste kwaliteiten kunt toeschrijven. Ook voldoet zijn bundel niet aan het algemene idee van wat poëzie is, want Lauwereyns' poëzie is vol van prozaïsche en theatrale elementen. En ondanks dat hij voortdurend de genregrenzen overschrijdt, dicht hij net als de dichters van ooit geschiedenissen, verhalen, mythen.

Parabel

De gedichten 'Parabel voorbij de regenboog' en 'De beharing' hebben zo'n mythisch karakter. Beide zijn hermetischer dan het gedicht 'Rondom de boom'. Dat hermetische geeft de teksten bovendien een epische kwaliteit. In de parabel, een lang gedicht bestaande uit distichons (tweeregelige strofen) gaat het er als volgt aan toe:

De terugkeer, slokdarm, regenboog
Naar spraakvermogen

Sprak van echte limieten
Ware asymptoten in het riet

Een van ons lag dood
De ander leefde van lever en nieren

Jij, zachte wiskunde, die mij bent
Ik, rafelige biologie, die jou vorm [sic]

Hielden en houden met hart en ziel van mij
En ik van ons, en van jou, en van jullie

Alles of niets, zwart op wit, van nu tot wij
De dood weer leven geven

De heterogeniteit van Lauwereyns' gedichten en variëteit van de toegankelijkheid stelt de definitie van moderne poëzie ter discussie en onderstreept het experiment dat eraan ten grondslag ligt. Het veertien bladzijden lange gedicht 'Addertje zonder kop' lijkt dankzij zijn dialogische karakter die discussie expliciet aan te gaan. In een geestige woordenwisseling rondom een onthoofd addertje wordt onder meer de lezer uitgedaagd om de poëticale vraag in het gedicht te beantwoorden.


Misschien was het een kraai  

Een kraai

Kraai

Een kraai, denk ik

Een mens was het niet

Is het dan bloed

Zekere dag in de tuin, een koploos addertje

Is het een gedicht

Een kraai

Kraai

Een kraai, denk ik

Zekere dag in de tuin, addertje zonder kop

Is het een gedicht






Gepubliceerd op 8WEEKLY

dinsdag 24 april 2012

Sybren Polet - Vritualia. Teletonen, Even- en nevenbeelden

Het dichterlijke oeuvre van experimenteel Sybren Polet zou je kunnen zien als een dynamisch kruispunt. Geen slechte plek voor een literair café. Kopje koffie erbij en kijken maar. 

Flarden van mede-Vijftigers en andere door Polet gelezen dichters, zoals Pessoa en Rilke, komen langs. Ook zie je tijdens het lezen parallellen met gelijkgeaarde dichters. In de verte zie je ze wegfietsen, bijvoorbeeld Arnoud Rigter op zijn zelfgetekende staal. Hans Faverey (inmiddels afgestapt) en een speels zigzaggende Astrid Lampe.


Ook het, van techniek en wetenschap doordrongen, dagelijks leven en de literatuur treffen elkaar op dit kruispunt. Met name in zijn omarming van die techniek en wetenschap heeft Polet zich van de andere Vijftigers onderscheiden. Waar in ouder werk vooral natuurkundige en biologische termen klinken, komen in Virtualia. Teietonen, Even- en nevenbeelden veel woorden uit de digitale media terug. 


De eindigheid, in Donorwoorden (2010) nog volop aanwezig, heeft als zwaartepunt plaats gemaakt voor de eeuwige, virtuele schijnwereld van de nullen en de enen. De mens, die in Polets oeuvre veelal als massamens naar voren komt, is in deze bundel sluipenderwijs een 'cyborg' geworden die continu verbonden is met het net.


Dat net bestaat uit 'verten zonder horizon' en wordt bevolkt door 'luidruchtige eenlingkoren' . Daar wordt 'je digitale existentie gehalveerd / of misschien heel ergens anders opgeslagen', bijvoorbeeld in een cloud: 'in een lichtjaren verre duistere nis / van een ontzagwekkend groot elektronenheelal / met of zonder zelforganiserende / morfogene wolken in wording'. Polets mens wordt daar zo langzamerhand beeld- en 'pixelmoe' van. De dichter lijkt op te roepen om het digitale zelf te wissen 'voor een nevenzelf' dat analoog is. 'Negatief overleven,' schrijft hij. Biedt literatuur soelaas? Polet denkt in 'Limietrealisme' van wel:

Iedereen aan het stopcontact.
                          Alleen in elektrolyse.
Wisselstroomlicht.
                          *
Voor u het voorgevormd virtuele of nagespeeld reële?
                          *
Literatuur als kunst van de kortste omweg.
                          (Geen handelsreizigersroutes.)

                          *
De taalgrens loopt dwars door mij heen.
Droom van de oplichter: werkelijkheid.
                          (Limietrealisme .)
                          *
En dicht toevallig de juiste woorden.

De progressieve dichter heeft in Virtualia plaats gemaakt voor een conservatieve. 'Leven is levensecht spelen' en 'Tijd om ons te koesteren in de oude / hartverwarmende materie' schrijft hij elders in de bundel.


Het is haast of je Polet zijn hoofd ziet schudden, want ook de tijdsbeleving is volgens hem door de onafscheidelijke relatie tussen mens en computer anders dan voorheen. Zo bestaat zelfs de dood daarin als een achterhaald idee. Polet verzucht: 'Een heel andere tijd / zonder bijtijd of natijd, / zelfs geen nultonige. // Xisteren in een andere tijd'. De speelse samenvoeging van 'gisteren' en 'existeren' tot 'Xisteren' laat zien dat Polet de dichtkunst tot in de puntjes beheerst. Bovendien zou je in die x, uitgesproken als 'iks', een referentie aan de bundel Persoon-onpersoon (1971) kunnen lezen - de bundel die Polets massamens (iks) voor het eerst massaal bevolkte.

Virtualia is niet wars van hermetisme, maar hoe helder en fris is hij geschreven! Bovendien is een sleutel tot Polets poëzie nooit ver weg. De bundel geeft te denken over onze aan digitale media verbonden identiteiten, de onzekerheid over onze privacy, de afname van parate kennis, de verslapping van ons cerebrale geheugen en de toename van het binaire denken dat internet op zijn geweten zou hebben. Er is weinig dichtwerk dat directer ingaat op de effecten van onze tijd.

Gepubliceerd in Awater

vrijdag 20 april 2012

Erik Spinoy - Dode kamer

Gedempt contact met de buitenwereld


Dode kamer van Erik Spinoy, VSB Poëzieprijs-genomineerde 2012, is een bundel waarin vrijwel niets concreet wordt of door het witte membraan rondom de gedichten dringt.

De titel van de bundel is uitstekend gekozen. Een dode kamer is een ruimte voor akoestische opnames en metingen; ze heeft wanden die alle geluid maximaal absorberen. Ook op een andere manier geeft de titel te denken.

Ontbrekende handvatten
De titel Donkere kamer verwijst volgens het achterplat eveneens naar een kunstwerk van Ann Veronica Janssens: een mistige ruimte met wisselende kleuren, wat een sferisch, maar ook dempend gevoel oplevert. Daar sluiten Spinoys gedichten goed bij aan. Van werkelijk menselijk contact tussen de personages is in het werk geen sprake. Niet zelden ontbreken handvatten om de buitenwereld concreet te beleven:

Een hagelwitte zomerregendag in dit
of op een ander continent.

Door het verblindend daglicht in de witte zaal
de watergroene binnentuin
de stortbui in de hete binnenstad

glijdt uit het niets
zo'n vissige fiets

met op de naaf een aluminium schijf
die al dit licht vangt en opeens

de aardas met een knik verdraait

en al de rest onmerkbaar eerst
verschuiven doet.

Met de hagelwitte regen lijkt het gedicht uit het omringende wit te kruipen en na een onmerkbare verschuiving vervaagt het weer in dat wit. De vaagheid wordt versterkt doordat het gedicht vol staat met woorden die elkaar lijken uit te sluiten. Hagel en zomerregen; de regen en al het witte licht en de witte zaal; de buitenruimten van de binnentuin en -stad. Dat het gedicht zich op dit of op een ander continent afspeelt, maakt de beschreven belevenis ronduit een fictieve: zij vindt volledig plaats in de verbeelding van het gedicht.

Postmoderne romantiek
In het oeuvre van Spinoy zijn zeker twee constanten aan te wijzen. De eerste is een hang naar romantiek (iets waaraan hij zich ook in het Gedichtendagessay As/zteken (2012) schatplichtig acht). Vooral in zijn vroege werk lijkt de dichter hierdoor soms een vazal in dienst van een oud koninkrijk. Ook in deze bundel kom je bijbehorende thema's tegen: met name dat van het onbenoembare of ongrijpbare andereDe tweede consistente is zijn voorliefde voor 'witte woorden', zoals 'dauwwit', 'sneeuwwit' en 'rijp'. Als meest gebruikte witte woord staat 'hagelwit' met stip bovenaan – alleen al in Dode kamer zie je het een keer of zeven terug. De witte woorden betreffen vaak pseudowitten (want hoe wit is hagel nu eigenlijk?) die verdwijnen zodra (weers)omstandigheden veranderen. Zien we hier een poëtica van negatie terug waarin taal niet naar de wereld om ons heen verwijst, maar alleen naar zichzelf?


Je kunt bovendien vermoeden dat deze witte voorliefde samenhangt met een drang om het onrepresenteerbare te representeren – iets wat in beginsel onmogelijk is. Dit onrepresenteerbare is wel voelbaar in een vloeibaar, veranderlijk taalgebruik. Althans, volgens Jean-François Lyotard, van wie een motto voorin Dode kamer afkomstig is. Spinoy, die de postmoderne filosoof behandelde in zijn proefschrift Twee handen in het lege. Paul van Ostaijen en de esthetica van het verhevene (Kant, Lyotard) (1994), komt met de onbestendigheid van zijn pseudowitten aan dat vloeibare, veranderlijke taalgebruik tegemoet.

Cyberlamp
Maar ook zonder diepgravende beschouwingen kom je de bundel goed door. De nevenstellingen in de gedichten van observaties en beelden doen wellicht denken aan het werk van Martin Reints. De soms wetenschappelijke woordkeus (zoals 'cyberlamp' en 'bewegingsynthese') doet denken aan het frisse taalgebruik van Sybren Polet. Het geeft deze poëzie de beleving van het aandachtig kijken naar een intrigerend fotoboek.


Gepubliceerd op 8WEEKLY.

dinsdag 6 maart 2012

DichtSlamRap Boxtel

Jonge goden, vrouwen met jurken



Wie DichtSlamRap 2012 openslaat loopt het gevaar ongekend talent tegen te komen. De bundel biedt zicht op nieuwe lichting 
dichters.


Jaarlijks organiseert DichtSlamRap te Boxtel een poetry slam die 
gepaard gaat met een posterontwerpwedstrijd. Ook bij deze 
negende editie belanden alle meedingende dichters de bundel. 
De poster siert de omslag. Bovendien staan in de bundel een 
vijftal kunstwerken die op de gedichten zijn geïnspireerd.

Posterontwerp van Adrie Stanziani
Posterontwerp van Adrie Stanziani
Slamgedichten

DichtSlamRap 2012 is op te vatten als een bloemlezing. Om 
aan de slam en de bundel te kunnen deelnemen zonden 
de dichters twee ongepubliceerde gedichten in. De jury van 
dit prachtige initiatief bestaat uit dadadichter ACG Vianen, 
dichter/performer Maarten Gulden en organisator/journalist 
Marcel Linssen. Van light verse tot geëngageerde occupypoëzie, 
de ingezonden gedichten voldoen allemaal aan een gedegen
interne consistentie.

Anders dan de meeste bloemlezingen zijn in DichtSlamRap 2012 
voornamelijk slamdichters opgenomen. Dat maakt dat je van 
kaft tot kaft rijp, maar vooral veel groen tegenkomt. Bekendere 
namen als Ellen Deckwitz en Arnoud Rigter staan tussen 
dichters die men vooral uit de 'scene' kent, zoals Ellen Vedder
Saskia van den Heuvel en Nadine Ancher. Bovendien kom je 
onbekend talent tegen, zoals de veelbelovende Nic Castle:

Dag, Straat, Zonlicht

Rokend en rouwend liep ik je omver.
Zwart op zwart en ogen felblauw. Ik riep nog:
kijk naar me!, maar als een figurant onder
eigen regie keek je ergens zonder mij, en

ik liep je omver. Viel er toen zelf achteraan.


Ik kneep mijn ogen veilig voor het felle geel,
hoorde een vloek. Mompelde iets betekenisloos.

Je kwam
als silhouet

in mijn gezichtsveld overeind. Loop maar door,
zei ik. Je boog voorover, pulkte met
grote, iets te ruwe vingers, een peuk
uit mijn haar. Toen liep je weg.


Posterontwerp van Lianne van Tartwijk
Posterontwerp van Lianne van Tartwijk
Maar ook internationaal
Dat een goed deel van de 35 dichters nog wat nat achter de 
oren is, maakt dat je soms sleetse beelden en taalgebruik 
tegenkomt. De Eindhovenaar Willem Adelaar, die even 
mager 'praat' als Jan Arends (!), glijdt uit met een aantal zeer 
symbolische rozen. Elders in de bundel komt iemand niet 
weg met het woord 'harteklop'. Wellicht dat zulke gemeenplaatsen 
op de slampodia overeind blijven, op papier lukt dat niet. 
Geforceerd is ook de bijdrage van de winnaar van de 
DichtSlamRap 2011, Philip Meersman. De op de podia bij vlagen 
pathetische, maar overweldigende voordrachtskunstenaar bracht 
een sterretje in, een klein kruis en een met een stift geplaatste 
rode veeg. De gezochte verwijzing naar een werk van 
de Russische minimalistische dichter Vasilisk Gnedov is een 
anachronisme dat visueel-inhoudelijk geen dialoog aangaat met 
de hedendaagse (figuratieve) poëzie.

Net als DichtSlamRap 2011 staat in de bundel van 2012 een bijdrage 
van de Zuid-Afrikaanse Floris Brown. Internationaal wordt het ook bij 
Hanneke van Eijken. Met haar gedicht trotseert ze de tijdsgeest en 
bezingt Europa. Door gedichten als deze in de bloemlezing 
op te nemen, positioneert DichtSlamRap zich, gewild of ongewild, 
ten faveure van tolerantie. De wraak van goden is van alle tijden.

Op de rug van een stier

Iemand zei dat Europa niets meer is
dan een grillige vlek op een wereldkaart
zonder te beseffen dat de wraak van goden
van alle tijden is

dat Europa vele metamorfoses kent
zij is een eiland in de Indische oceaan
een maan bij Jupiter
zevenentwintig landen die als koorddansers
in evenwicht
proberen te blijven
er leven godenkinderen die vergeten zijn
wie hun vader is

Europa is een vrouw met een kast vol jurken
ze houdt er niet van om een vlek genoemd te worden
over wraak van goden en vrouwen
met jurken
kun je beter niet lichtzinnig doen.

vrijdag 24 februari 2012

Peter Ghyssaert - Ezelskaakbeen

Groen glanzende tuinen vol taaie sinaasappelbomen



De VSB Poëzieprijs 2012 ging nipt aan Peter Ghyssaert voorbij; met Ezelskaakbeen legde hij bijna een gouden ei. 

Laat je blik over het openingsgedicht 'De strijkstok' schuiven en je vermoeden is bevestigd: muziek is nog altijd een prominent thema in Ghyssaerts werk. Wel is Ezelskaakbeen compacter dan zijn eerdere werk. Waar Cameo (1993) bijvoorbeeld haast een tuin is waarin je bijna als een kind van steen naar steen langs de verzen springt (een pad gelegd langs onder andere het prachtige gedicht 'De vijver'), zo waan je je in Ezelskaakbeen meer een vorsende botanist. Als je de gedichten van dichtbij beziet, groeien ze tot bijzondere soorten.

Exoten
Kleine lichamen (2005) in zijn oeuvre plantte –  maar ook exoten. De meest in het oog springende is 'De koningtabel', een gedicht vol namen van Britse vorsten en hun regeringsperioden. Het begin daarvan lijkt een spore van de poëzie van Borges, die natuurlijk nergens in diens werk voorkomt.

De koningtabel

Creoda of Crida: koning van 585 tot 593;
Pybba: koning van 593 tot 606;
Ceorl: koning van 606 tot 626;
Penda: koning van 626 tot 655;
    mogelijk een gedeeld koningschap; gevallen op het slagveld.Eowa: koning van 635 tot 642;
    co-heerser en mogelijke rivaal.Peada: koning van 635 tot 656;
    vermoord. Peada was onderkoning van Midden-Anglia    en gedurende een korte periode onderkoning van Zuid-Mercia    na 655.Wulfhere: koning van 658 tot 675;
Athelred: koning van 675 tot 704;
    troonafstand: trok zich in een klooster terug.Cenred: koning van 704 tot 709;
    troonafstand: ging als monnik naar Rome.
Ceolred: koning van 709 tot 716;
    krankzinnig gestorven; mogelijk vergiftigd. Het is

een mooie ochtend, zeldzaam helder voor deze contreien;
heuvels liggen koud en afgevlagd aan de horizon; er is
een stilte om van te genieten of
te betwijfelen.

Ik ben mijn naam vergeten; elke letter
kan de eerste letter zijn.

Iemand die net als ik zijn naam kwijt is
zal straks het bassin met parelgrijze verf omverkieperen.

Maar nu staat hij in dezelfde stilte
te genieten of te twijfelen.

Bijzonder sensitief is de volta aan het einde van de koningtabel die in het gedicht is opgenomen. Mogelijk komt dit door de perspectivische verandering: na een algemene opsomming is hier plotseling een anonieme mens aan het woord. De laatste strofen van het gedicht zijn dan ook typische Ghyssaert-strofen, want ook de stilte, de vergetelheid en de eindigheid hebben een plek in het gedicht. Bij Borges zouden die al gauw in het kader van de herinnering staan.


De broekspijp van een reus
Het gedicht 'Van de loper die per ongeluk in een baan om de zon terechtkwam' kan eveneens zijn aangewaaid. Het roept vluchtige associaties op met het ongebreideld fantasierijke Kosmikomische verhalen (1965) van Italo Calvino, al speelt het gedicht zich niet in het heelal af, maar in een alomvattende boomgaard.

Hij wilde niet, maar het gebeurde; de bocht
was veel te wijd, de broekspijp
van een reus.

Langs groen glanzende tuinen ging de weg, vol
taaie sinaasappelbomen.

Ook dit gedicht verwijst naar een aan een andere dichter ontsproten vers:

Lopende
viel hij in slaap, en slapend
liep hij langs de vruchten
en hun schil vol wonderlijke olie,

De strofe is niet te lezen zonder aan de opening van J.C. Bloems (zijn naar de natuur verwijzende naam is in deze weinig opmerkelijk) 'Insomnia' te denken. Ghyssaerts vers verleent zijn kracht aan een aantal mooie beelden, waarvan de wijde bocht die als een broekspijp van een reus wordt omschreven het meest in het oog springt.

Smakeloze avond
Een gouden ei is de bundel evenwel niet. Enerzijds bevat Ezelskaakbeen sterk beeldende, soms zelfs ontwrichtende gedichten en past de bundel gezien de thematiek binnen Ghyssaerts oeuvre, anderzijds heeft hij soms iets opgedofts. Dat komt door romantische frasen als 'verspilde pijn' en 'misbruikte tijd'. Ook draagt de neiging tot het vage daaraan bij. Neem 'De avond eindigt hier':

Nooit helemaal begrepen,
nooit volledig naakt, nooit gevuld,
maakt ruimte tussen de spaken
van een draaiend wiel
de avond goed

en doet iets aan een roerloze,
verfomfaaide, misbruikte tijd
– en gaat voorbij.

De smakeloze avond
eindigt hier, in nuchter,
exploderend licht

maar het wiel, dat de ruimte
met zich meegenomen heeft
naar het einde van de weg,
draait nog

en in het vergezicht
verzinnen we daarom een bocht
en verder niets.

De regel 'naar het einde van de weg' is én overbodig én te symbolisch en daarmee samenhangend, erg abstract. Het einde van het gedicht is evenwel ijzersterk. Daarmee is 'De avond eindigt hier' een aardig voorbeeld van Ghyssaerts bundel: vol sterke beelden en sensitieve verzen, maar evenmin verstoken van onkruid. Er had meer geschoffeld kunnen worden


Gepubliceerd op 8WEEKLY.

maandag 13 februari 2012

Etgar Keret (vert. Adriaan Krabbendam en Ruben Verhasselt) - Verrassing

Het verkeerde been

Met Verrassing brengt de Israëlische filmer, essayist en auteur Etgar Keret een sterke bundeling absurdistische verhalen, die je kan doen hikken van het lachen.

Je kunt beweren dat humor – een ruim woord voor de relativering van het alledaagse – het meest wezenlijke element is van literatuur. Hoe dan ook, deze vlag gaat zeker op bij Etgar Keret.

Zijn in een teef gereïncarneerde vrouw

Sinds zijn debuut Pizzeria Kamikaze is Keret opgeklommen tot een zeker meesterschap. De verhalen in Verrassing, sommige niet langer dan de zkv's van A.L. Snijders, bezitten vrijwel allemaal iets absurdistisch. Regelmatig wordt een vreemde gebeurtenis voor lief genomen of tot in het absurde doorgedacht, wat een proestlach bij je kan losmaken terwijl je zeg, in de trein zit te lezen. De coupé kijkt verbijsterd op terwijl je gegeneerd doet of het diegene naast je was.

Het verhaal 'De teef' zou dat kunnen veroorzaken. Het gaat over een man die in een trein zijn in een poedel geïncarneerde vrouw tegenkomt. In gedachten spreekt hij met haar over haar onnatuurlijke dood (hij blijkt haar in een reflex te hebben vermoord – wat zij hem vergeeft) en over hun inmiddels getrouwde dochter die nu in Marseille woont. Volgens de eigenaresse van de teef lijkt het beestje wérkelijk van de man te houden, iets wat in de tekst bijna tastbaar is.

Het verkeerde been van Keret

Het mooie van Kerets verhalen is dat hij je vaak op het verkeerde been zet. Zo opent het verhaal 'Goed begin' met Miron, een man die sinds hij door zijn vrouw verlaten is steeds op een andere plek in slaap valt. In dit vreemde gegeven schuilt op zich al een verhaal. Maar, hoewel het beeld zich hardnekkig in je grijze massa vastzet en je blijft vermoeden dat Keret erop terugkomt, besteedt hij er niet meer dan één regel aan.

Keret richt zich vervolgens op het ontbijt dat Miron elke morgen buitenshuis nuttigt. Daar schuift vanaf een zeker moment een reeks wildvreemden bij hem aan, op een manier alsof ze met hem hebben afgesproken. 'Luister, het spijt me dat ik zo laat ben', zegt de eerste, een zweterige dikke vent. 'Ik wil niet dat dit op een rechtszaak uitloopt', zegt een kale man met zware wenkbrauwen bij een volgende keer. 'Gabi vroeg me je te zeggen dat het hem spijt', zegt een ander personage daarop en weer een iemand anders klaagt tegen hem: 'in je e-mail klonk je langer'. Waarop Miron riposteert: 'in jouw e-mail klonk je minder kieskeurig'. 'Goed begin' gaat onder meer over eenzaamheid. Fabuleert Miron? Het maakt niet uit: de wetenschap dat de werkelijkheid anders is, kan de verhalen indringender maken.

Een sprekende goudvis

Absurdisme is een hardnekkig spel, dat niets aan lichtvoetigheid hoeft te verliezen. Dergelijk absurdistisch proza zagen we in onze eigen letteren relatief recentelijk nog in het iets extatischer Vogels met zwarte poten kun je niet vreten van A.J.H. Dautzenberg. En als de onbetwiste hoogvlieger van de twintigste eeuw kan J.M.A. Biesheuvel worden genoemd. Absurdisme is een dankbaar gegeven voor de literatuur. Het leidt vaak tot onverwachte, vermakelijke of schokkende verhalen.

Zoals het verhaal over een meisje dat alleen maar met mannen die Ilan heten naar bed gaat – iets wat Ilan, de protagonist van het verhaal helder wordt als het meisje met een naamgenoot van hem vreemdgaat. Of dat verhaal over een djinn in de gedaante van een sprekende goudvis. Of dat verhaal over een leugenland waarin je je leugens tegenkomt (die erg blij zijn je weer te zien). Voor wie dit absurdisme geen wilde vlucht hartenkloppen losmaakt, geen nood: ga eerst even na of het klopt en sla pas daarna een ander boek open. 



Gepubliceerd op 8WEEKLY.

zaterdag 28 januari 2012

VSB Poëzieprijs 2012

De VSB Poëzieprijs 2012 is gewonnen door Jan Lauwereyns, vorig jaar nog de schrijver van het gedichtendagessay.

In de Nicolaïkerk te Utrecht werd op woensdag 25 januari de VSB Poëzieprijs uitgereikt. Het is een kerk met kandelaren die in de verte lijken op de twintigarmige hindoestaanse moedergodin Durga en waarin galmen langer doorklinken dan je digitale footprint. Een goede plek voor de uitreiking van een prijs die de verscheidenheid viert van het meest tijdloze genre van de literatuur.

Ongegeneerd lyrisch
Erik Lindner noemt Lauwereyns in De Groene Amsterdammer 

misschien de enige dichter in het Nederlands taalgebied (ook al woont hij erbuiten) die je met recht academisch kunt noemen. Zijn werk is proefondervindelijk en wetenschappelijk, daarnaast schuwt hij beslist het experiment niet. Al zijn zeven dichtbundels hebben een andere vorm, vanNagelaten sonnetten die geen sonnetten pur sang zijn, tot buigzame gedichten, stukjes proza, wetenschappelijke beschrijvingen van inwisselbare muggen. In Hemelsblauw is Jan Lauwereyns ongegeneerd lyrisch.

Jan Lauwereyns en juryvoorzitter Kathleen Ferrier
Jan Lauwereyns en juryvoorzitter Kathleen Ferrier
De in Japan wonende neurowetenschapper won de prijs tegen alle verwachtingen in. Anne Vegter, de gedoodverfde winnaar van de literaire kritiek met haar bundel Eiland berg gletsjer, moest de prijs aan haar voorbij zien gaan. Dat was althans af te lezen aan het feit dat ze de Awater Poëzieprijs won. Gezien de brede raadpleging van critici kan deze worden gezien als een aardige graadmeter van wat in het literaire veld aan waarderingen rondgaat. Naast Lauwereyns en Vegter behoorden ook Peter Ghyssaert, Willem Jan Otten en Erik Spinoy tot de genomineerden.

Lef en humor 
De jury prijst Lauwereyns om zijn humor en lyriek, om zijn verweving van werelden en wereldbeelden, zijn lef en ook om zijn 'elegische stilte, die parabolisch en toch niet moralistisch is en die geslaagd is in het combineren van wetenschap en poëzie'. In zijn bundel Hemelsblauw zien ze dat de taal als voertuig gehanteerd wordt om tot zorgvuldig opgebouwde gedichten te komen waarin ook de emotie een belangrijke rol speelt. Volgens de jury is de bundel er kortom een waarmee de poëzie een nieuwe weg inslaat. Een bundel die de lezer uitnodigt misschien wel 'geheel nieuwe horizonten te verkennen'.

De VSB Poëzieprijs is een relatief recente loot aan de VSBfonds-boom. Pas sinds 1993 richt het fonds, dat voortgekomen is uit de in 1784 opgerichte 'Maatschappij tot Nut van 't Algemeen', zich op de poëzie.

Believers en non-believers
De winnaars van de prijs komen uit verschillende kampen. Dat heet, als je de onlangs door Ingmar Heytze (overigens eveneens presentator van de uitreiking van de VSB Poëzieprijs) in de Volkskrant opgerakelde fictieve scheiding van Yves T'Sjoen hanteert. In mooi Nederlands zijn dat de kampen van de 'believers' en 'non-believers':dichters die denken 'hun gevoelens, de gebeurtenissen, hun ervaringen probleemloos en direct in taal te kunnen omzetten' en dichters die in hun schrijven zoeken

naar wat zich buiten de rationele kaders bevindt: (…) het onverstaanbare, het onzegbare. (…) Tegenover de eenduidigheid plaatsen zij de meerduidigheid, tegenover het statische de dynamiek, tegenover de orde het vrije spel van de organische woekering.

Winnaars die aan Lauwereyns voorafgingen, schreven zowel herkenbare als hermetische poëzie.  Enigszins voor de vuist weg zijn bijvoorbeeld ArmandoK. Michel, Thomas Lieske en Leonard Nolens bij de herkenbaren te plaatsen. De experimentelen of hermetici, zoals Arjen Duinker, Gerrit Kouwenaar en wellicht Tonnus Oosterhoff zijn evenwel in de minderheid, maar evengoed markant in de lijst van laureaten aanwezig.

Gedichtendag
De genomineerden voor de VSB Poëzieprijs 2012 zijn over het algemeen eerder non-believers dan believers. Op de meer traditionele Peter Ghyssaert en Willem Jan Otten na – toch een beetje een hagenprediker onder dichters – lijken allen het experiment op te zoeken.
De prijs werd uitgereikt aan de vooravond van Gedichtendag. Op 26 januari waren de dichters volop beluisteren voor bezoekers van de vele dichterlijke activiteiten van de Gedichtendag. Van de Dicht Slam Rap te Boxtel tot het Huis van de Poëzie te Utrecht (8WEEKLY deed verslag), frisse poëzie waait om je oren!


Gepubliceerd op 8WEEKLY

zondag 22 januari 2012