zondag 24 mei 2009

Michaël Stoker - Fernando Pessoa, De fictie vergezelt mij als mijn schaduw

DE POESJKIN VAN PORTUGAL


Een boude bewering: na zijn dood zit een Auteur van Werkelijk Wereldformaat gebeiteld, zolang hij zich in de identiteit van een grote groep heeft genesteld. Dit geldt in elk geval voor Fernando Pessoa (1888-1935), de Alexander Poesjkin van Portugal. Zijn werk wordt de Portugezen met de paplepel ingegoten. Uit een studie van Michaël Stoker, Fernando Pessoa, De fictie vergezelt mij als mijn schaduw, over deze grootheid en zijn werk blijkt Pessoa's invloed op de Nederlandse literatuur eveneens indrukwekkend te zijn. Pessoa's heruitgegeven Gedichten laat zien waardoor.

De razend interessante publicatie van Stoker viel gelijktijdig met een groots en goed bezocht Pessoa-festival dat te Utrecht door Salon Saffier en 't Poëziecircus werd georganiseerd. Stoker is binnen die laatste vrijwilligersorganisatie een belangrijke spil. De Utrechtse promovendus Portugese letterkunde ziet zijn publicatie als een introductie tot het werk en leven van Pessoa. In die opzet is Stoker zeker geslaagd. In drie breed opgezette hoofdstukken bespreekt hij achtereenvolgens Pessoa en zijn poëzie, zijn proza in het algemeen en de roman Boek der rusteloosheid in het bijzonder. Bovendien heeft Stoker in een postscriptum een volledige heteroniemenlijst van Pessoa opgenomen.

Mystificateur
Een volledige lijst, want na decennia spitten in de 27.543 nagelaten documenten zijn inmiddels 83 heteroniemen vastgesteld. Dat is wel even wat anders dan Arnon Grunberg met zijn Marek van der Jagt – al is niet uit te sluiten dat Grunberg opnieuw werkt aan een heteronieme productie. Een heteroniem is een personage dat door een auteur zelf is gecreëerd én dat schrijft. Pessoa ging volledig op in zijn heteronieme leven. Daardoor is het vrijwel onmogelijk te onderscheiden wie hij nu werkelijk was. 'Ik ben niets, kan niets, volg niets na / Ik draag mijn zijn, illusie, waar ik ga', de opening van een van de gedichten van Pessoa onder zijn eigen naam publiceerde, illustreert dit.

Volgens Stoker heeft die ongrijpbaarheid van de Portugees twee oorzaken. Ten eerste kwamen in het volwassen leven van Pessoa weinig schokkende gebeurtenissen voor. Hij had daarbij maar weinig vriendschappen; nagenoeg alle contacten waren van een literair of zakelijk karakter. De enige bekende liefdesrelatie werd door tussenkomst van Pessoa's heteroniem Alvero de Campos vroegtijdig op zeep geholpen – wat Pessoa's extreme meervoudig literaire fixatie nog eens bevestigt. Ten tweede mocht Pessoa, als het hemzelf betrof, anderen graag een weinig waarachtige werkelijkheid voorspiegelen. Vanwege de beperkte overlevering is de onderzoeker aangewezen op Pessoa's eigen teksten en die zijn vanwege hun literaire of fictionele karakter nu juist weinig betrouwbaar. Het gedicht 'Autopsychografie' bevestigt dit nog maar eens:

De dichter wendt slechts voor.
Hij veinst zo door en door
Dat hij zelfs voorwendt pijn te zijn
Zijn werkelijk gevoelde pijn.

En zij die lezen wat hij schreef,
Voelen in de gelezen pijn
Niet de twee die hij geleden heeft,
Maar een die de hunne niet kan zijn.

En zo rijdt op zijn rails in 't rond,
Tot vermaak van onze rede,
Die opwindtrein, in de dichtermond
Ook wel 'het hart' geheten.

Inspirator
'Autopsychografie' staat in Gedichten (vert. August Willemsen), een dit jaar heruitgegeven, enkeltalige bloemlezing van Pessoa's poëzie uit de Pessoa-bibliotheek van Uitgeverij De Arbeiderspers. Erin zijn zowel heteronieme als orthonieme gedichten opgenomen (gedichten die Pessoa onder zijn eigen naam publiceerde). De bloemlezing biedt een mooie dwarsdoorsnede van de intrigerende poëzie van Pessoa en is voorzien van een informatief nawoord van de vertaler. Hoewel Pessoa al eerder in Nederland werd geïntroduceerd – in 1959 door de Amsterdamse professor Marcus de Jong bij de aanvaarding van zijn lectoraat – is Pessoa's invloed op onze literatuur niet meer weg te denken sinds de eerste druk van deze bloemlezing in 1978.

Een indrukwekkende stroom namen van Nederlandse, geïnspireerde auteurs (en andere kunstenaars) laat Stoker in zijn studie de revue passeren. Cees Nooteboom, Patricia de Martelaere, Tessa de Loo, Adriaan van Dis, Allard Schröder en het eerder genoemde heteroniem Marek van der Jagt maken deel uit van de greep romanschrijvers die Stoker noemt. De dichters Tomas Lieske, Hagar Peeters, Toon Tellegen, Mark Boog, Luuk Gruwez, Ingmar Heytze, Arjen Duinker en Gerrit Komrij kregen van Pessoa een slag mee.

Werkelijk Wereldformaat
De opsomming van namen illustreert het belang van Pessoa, die op dezelfde hoogte staat als Mallarmé, Apolinaire en Proust. Wie zijn oeuvre heeft gelezen, zal hem keer op keer tegenkomen in de werken van anderen. Dat noopt een tweede boude bewering: de literaire productie van een Auteur van Werkelijk Wereldformaat staat in schril contrast met het vrijwel onuitputtelijke oeuvre van zijn navolgers. Stoker toont enthousiasmerend de complexiteit van die bewering aan als het Pessoa's heteronieme leven aangaat, maar staaft hem evengoed. Lezen!

Gepubliceerd op 8WEEKLY

maandag 11 mei 2009

Wiel Kusters - Zielsverstand

SLECHTS DEELS EEN STERK WERK


In de academische wereld geldt Wiel Kusters als de belangrijkste pleitbezorger van Gerrit Kouwenaar. Kusters plaatste Kouwenaar, die met de Vijftigers tot 1972 en later zelfstandig flink aan de weg timmerdemet drie doorwrochte publicaties op deliteratuurwetenschappelijke kaart. Naast zijn beschouwend werk, publiceerde Kusters verscheidene bundels, waaronder kinderpoëzie.Zielverstand is Kusters' meest recente werk.

De bundel bestaat uit vier delen. In de laatste drie delen is een eenheid te onderscheiden. In het eerste deel 'Langzame wals' is die ver te zoeken. Niet alleen is er inhoudelijk weinig dat de gedichten bindt: ze gaan over taal, locaties en herinneringen, ook qua stijl zijn de gedichten heel verschillend. De eerste twee doen sterk denken aan de compacte, taalgerichte gedichten van Kouwenaar, dan volgt een drietal dat verwant lijkt aan de poëtische notities van Judith Herzberg, weer iets verderop vind je narratieve gedichten die wat weg hebben van Jaap Harten's werk.

Eenheid
In het tweede deel, 'School der poëzie', is wel een eenheid te onderscheiden, een inhoudelijke: alle gedichten hebben poëzie en de wereld die zich daar omheen wentelt – die van de dichters, festivals en instituten – als thema. Hier vind je een aantal opdrachten aan andere auteurs, zoals aan Kouwenaar en Franz Budé. In 'Gedichtendagen', het derde deel van de bundel, is sprake van eenheid doordat het bestaat uit overwegend rijmende vijfvoetige jambische sonnetten.

'Wedloop', het vierde deel van de bundel, bestaat uit één langgerekt gedicht over de marathon. De geschiedenis van deze atletische discipline en anekdotische weetjes wisselen elkaar af. Ondertussen word je bekendgemaakt met het doorzettingsvermogen en afzien dat marathonlopen van je vergt. Het gedicht is wel aardig totdat je de laatste pagina van het gedicht omslaat: het blijkt uiteindelijk allemaal te doen om een voortijds overleden jongen. Dan blijkt het gedicht toch aanmerkelijk sterker dan in het eerste instantie leek.

Wak
Een aantal gedichten echter is weinig concreet. Dat is jammer: het maakt ze tot gedichten waar je bij had moeten zijn. Het gedicht 'Wak' illustreert deze lacune:

En later komen dan de jaren
waarin we wie wij samen waren
ontredderd in een wak zien staren

omdat de kou die ons niet sloeg
ons beiden ook niet samen droeg
het vlies verbrak zich veel te vroeg

ik wil niet wedden dat ik leef
ik wil jou warmen die mij wreef
als ik ons wak straks wijder beef

Het gedicht laat je met veel vragen achter: over wat voor wak gaat het?  Hoezo ontredderd? Wat wordt bedoeld met de kou die ons niet sloeg noch samen droeg? Welke kou was dat? Hoe beef je een wak wijder als je erin staart?

Rijm
Al zit een zeker deel van de rijmende gedichten goed in elkaar, een ander deel neigt spijtig genoeg naar rijmdwang, net als het hierboven besproken 'Wak' overigens. Ook de eerste strofe van het sonnet 'In gesprek' laat dit haarscherp zien:

Mijn moeder huilde aan de telefoon.
'Waar ben je toch, je bent steeds in gesprek.'
Ik was haar uitkomst, want ik was haar zoon.
'Dat tuut-tuut-tuut van jou, maakt me gek.'

Het is al bij de eerste regel duidelijk dat het om een telefoongesprek gaat tussen een moeder en een zoon. De enige legitieme functie van het woord 'zoon' is het rijm. Wanneer het woord in het gedicht nogmaals terugkeert, wordt het zelfs ronduit sentimenteel:

'Ik kom straks langs,' heb ik je gauw beloofd.
'Ik heb nog wel, ik breng je dadelijk wat.'
Ik was jouw zoon, ik gaf jou nooit de borst.

Ondanks verschillende interessante gedichten is Zielverstand niet zo solide als Kusters' literatuurwetenschappelijk werk. De rijmdwang en sentimentaliteit die bij vlagen opkomt, stellen teleur, evenals de soms zeer algemene uitspraken die je in zijn gedichten her en der tegenkomt. Dat is erg jammer.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

donderdag 7 mei 2009

Marcel Möring - Reiningsadvies

REININGSADVIES, EEN SCHONE BUNDEL


Marcel Möring is geen vreemde in de wereld van het woord. Zijn werk kreeg over het algemeen positieve kritieken. Hij debuteerde in 1991 met Mendel's erfenis (inmiddels Mendel geheten) en publiceerde daarna nog vier romans. Van die romans werd Het grote verlangen (1994) bekroond met de AKO-literatuurprijs en voor In Babylon (1998) ontving Möring zowel de Gouden Uil als de Jonge Gouden Uil. Dat er meer uit Mörings pen vloeit dan romans alleen, blijkt uit zijn essaybundel Lijdenslust(2006) en de onlangs verschenen gedichtenbundel Reinigingsadvies.

Reinigingsadvies bestaat uit 48 gedichten, waarvan de meest lijvige zich in het midden van de bundel ophouden. Wat zijn stijl betreft, neigt hij naar de Maximalistische poëzie van Joost Zwagerman, zij het dat de opgenomen gedichten niet zo bandeloos zijn als die van de laatstgenoemde in zijn Roeshoofd hemelt(2005). In vergelijking met Zwagerman is Mörings taal als ingeklonken klei en daarbij een stuk preciezer.

Bij veel gedichten is sprake van een strak georkestreerde, semantisch associatieve opbouw. In het uit 33 regels bestaande 'Genezing' is dat bijvoorbeeld goed te zien. De supermarkt, waar de protagonist de 'zij' tegenkomt, wordt per regel steeds verder uitgetekend: 'Toen ik hier pas woonde liep ze door de koffiestraat / of verderop waar steeds de blikken staan / met kattenvoer pampers aan de overkant aan het begin tv-diners'. Zo opent de eerste strofe en ongeveer zo opent ook de tweede, maar gelukkig gaat het niet vervelen, in tegendeel.

Muzikaal dictie
Een van de manieren waarop Möring je tijdens het lezen bij de les houdt, is het dictie dat hij hanteert: het is rijk, gevarieerd en fris. Zo lees je neologismen als 'leugenjurk' en 'uitlaatgassengras' tussen meer chique woorden of woordcombinaties als 'futiliteit', 'avondlijk' en 'Shakespeariaanse sigaren'. Ook vind je in Reinigingsadvies heerlijke galgje-woorden terug, zoals 'Picassobehang', 'transistorradio' en 'modelspoorcatalogus'.

Sterk is Möring in de hantering van klank- en klinkerrijm, iets wat de hierboven genoemde samenstellingen al laten zien. Door het grotendeels ontbreken van interpunctie, maakt dit het taalgebruik niet alleen compact en poëtisch, maar ook uitermate melodieus. Een mooi voorbeeld zijn de eerste regels van het titelgedicht: 'Vergeet mij was mij uit je kleren kam je haren onthaar je kam / schob de hoeken van de badkamer met een tandenborstel / borstel je kleren laat de kranen lopen gooi chloor / in de toiletten (...)'. 'Reinigingsadvies' kan een poëticale betekenis worden toegeschreven. Het gaat de dichter in dat geval om uit zijn taal te verdwijnen: alleen zijn gedichten blijven achter.

Krachtige beeldspraak, soms tegen wil en dank
De gehanteerde beeldspraak is krachtig, soms vervreemdend, maar altijd raak. Zo zijn de zonbeschenen marmeren treden in het gedicht 'Terminus' boter en is de nacht in het gedicht 'Mein junges Leben had ein End' (mogelijk naar het gelijknamige werk van de Deventerse componist Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621)) 'niet een vrouw een moeder / een zuster maar een dronken vriend / die door de kamers zwalkt (...)'.

Soms lijkt Möring zijn beeldspraak tegen wil en dank te gebruiken, alsof het een toegeven is aan de poëtische behoefte van zijn lezers. Zo schrijft hij in het gedicht 'Over zekerheid': 'Terug bij lamplicht (goed dan: als melk / gemorste melk)'. In 'Jonas' komt hij de lezer tegemoet wanneer hij tussen haakjes een beeldspraak uitlegt met een even zo mooi beeld – wat die beeldspraak  overigens eerder versterkt dan tenietdoet: 'Terwijl de duisternis een traag tij / af en aan spoelt (de branding van het laken) / drijven ze uit elkaar tot ze niets meer / horen van de dingen die ze zeggen'.

Ter afsluiting moet een van de mooiste gedichten van Reinigingsadvies genoemd worden. 'Lofzang op het incomplete – voor Sam' dat ontroerend en grappig is, barst van de mooie beelden, teer en tegelijkertijd eerlijk is. Het gedicht is te lang om hier af te drukken, dus je zult je de bundel ter hand moeten nemen. Geen moment zal het tegenvallen. Zo'n bundel is het.

Gepubliceerd op 8WEEKLY

zaterdag 2 mei 2009

Sylvie Marie - Zonder

EEN INTERESSANT DEBUUT


Het meest interessante slag dichters is de debutant. Je weet als lezer immers nooit helemaal wat je kunt verwachten. Dat is dan gelijk de reden waarom veel mensen hun literatuur schuwen; de meesten zijn geen avonturiers, maar gewoontedieren die de behaaglijkheid van het bekende boven het terra incognita verkiezen. Maar zonder debuten geen oeuvres en zonder Sylvie Marie geen Zonder. Een nieuwe debutante dient zich aan.

Sylvie Marie is bijzonder actief in het literaire circuit. Als poëziecoördinator vanMeander en als redacteur van Deus ex Machina is ze goed ingevoerd in de literaire voorhoede. Haar gedichten waren al in verschillende bladen, waaronder Het liegend konijn, de Poëziekrant en De Brakke Hond, te lezen.

Het ontbreken
Het werk van Sylvie Marie is inhoudelijk divers. Ze vertelt anekdotes, een jeugdrelaas rondom, zet bijzondere momenten neer en is soms expliciet intertekstueel, bijvoorbeeld wanneer ze in een gedicht alludeert op het sprookje van Doornroosje. Nagenoeg altijd is sprake van een 'ik' en een 'jij' en inderdaad, zoals de tekst op het achterplat belooft, ontbreekt er  altijd wel iets – en vaak heeft dat te maken met die ander. Het titelgedicht illustreert dat:

zonder
die morgen tref ik woorden aan tussen de lakens,
ze prikken als stukjes spiegel waarin een schim
weerkaatst. ik lees:

ik ben weg, neem niets mee behalve
de geur van je haren, de zachtheid van je wangen,
de smaak van je lippen. de hond

op straat leidt me
af en ik staar naar het raam. nooit zag het ochtendlicht
er zo vaal uit, had het gordijn zo weinig kracht.

het was de eerste keer dat het niet opbollend
in mijn haren snoof, mijn wangen streelde,
me goedemorgen zoende.

Het gedicht laat geen twijfel bestaan over wat er aan de hand is: de geliefde is voor dag en dauw vertrokken. De kracht van 'zonder' schuilt niet alleen in het antipodische karakter van dit gedicht, zoals in het liefdevolle, poëtische afscheid van het tweede terzet ten opzichte van de murwe leegte die achterblijft bij de protagonist in de laatste terzetten, maar ook in het sublieme gebruik van enjambementen.

Enjambementen
Het meest opvallende en geestigste enjambement van dit gedicht valt aan het einde van het tweede terzet. Allereerst zorgt het voor meerduidigheid. 'de hond' slaat nu zowel op de steels vertrokken geliefde als op de hond buiten. Daarnaast geeft het precies het gevoel weer van de protagonist: woede, verslagenheid, verdriet en gemis komen dankzij dit enjambement samen. De daarop volgende, eveneens door een enjambement beknotte, regel voegt daaraan nog iets toe: de afwezigheid van gevoel. Het gevoel van leegte van de ik-persoon is valt misschien zelfs wel samen met zijn/haar andere gevoelens.

Hoewel je in een sommige gedichten een enkel ruw randje kan aanwijzen, zoals her en der een lichte neiging tot abstractie, is de bundel over het geheel genomen een interessant debuut. Silvie Marie laat treffende beelden, mooie observaties en een scherpe vormgeving samenkomen. Het zou jammer zijn dit voorjaar zonder te zitten.

Gepubliceerd op 8WEEKLY